HFDP-lid en Peinder René Hogendijk publiceerde in september een artikel over het elzensingellandschap van Smallingerland. Speciaal voor de website van de Histoaryske Feriening schreef hij een verkorte versie, toegespitst op Opeinde en omgeving.
Opeinde ligt in de zogenaamde Noardlike Fryske Wâlden en is met haar omgeving daarvan een zeer typerend voorbeeld. Wanneer men oude kaarten erbij pakt, wordt duidelijk dat de structuur met percelen, sloten en singels ook nog eens zeer goed behouden is. Toch is er wel het een en ander veranderd in de loop der eeuwen. De geschiedenis gaat ver terug, maar wordt cultuurhistorisch interessant vanaf de 11e eeuw, toen de eerste bewoning in onze streek kwam.
De eerste bewoners vestigden zich dicht bij het water waar klei een afzetting had gevormd bovenop het zachte veen. Dit was een goede ondergrond om op te bouwen (Schroor, 1993). De bewoners gingen vervolgens het naastgelegen veen ontginnen, waarbij de percelen en de ontginning zich richten op het open water. Doel van het ontginnen was destijds het verkrijgen van landbouwgrond, later kreeg men door dat het veen (turf) op zich ook interessant was als product. Zo geschiedde, de ontginning ging verder, haaks op het water en met het graven van sloten met regelmatige tussenafstanden. Tijdens de latere turfwinning ging dit systematischer en werden de percelen dieper en ontstond de gerichtheid die we tegenwoordig nog altijd herkennen (Slabbers et al, 2009). Maar naast de vormen van de percelen is er nog iets wat zorgt voor de zo kenmerkende structuur: de Elzensingels.
Binnen het hoofd-landschapstype Noardlike Fryske Wâlden (verder aangeduid als NFW) is wederom een onderverdeling te maken in een zestal landschappen. Hiervan komen er twee voor in Opeinde. Ten zuiden van de Wâldwei en meest prominent aanwezig betreft dit het ‘Singellandschap’. Ten noorden van de Wâldwei wordt het landschap veel opener en betreft dit het landschaptype van ‘meren en kanalen’. (Slabbers et al, 2009).
Elzensingels komen met name voor in de minder hoog gelegen delen en heel specifiek tussen de 0 meter en +1 meter NAP, op de licht glooiende dekzandkoppen. Lager dan 0 meter komen de Elzensingels nagenoeg niet voor. De singels bestaan in ons dorp vaak uit ‘Zwarte Els’ en groeien daarbij meestal aan (weerszijden van) sloten en greppels. De regelmatige smalle opstrek plus hetgeen hiervoor genoemd, geeft het landschap een ‘smûk’ karakter. Daar waar wegen zijn, lijkt vaak sprake te zijn van lange linten van bebouwing. De dieper gelegen gebieden/ landerijen worden vaak ontsloten door zandwegen (Fryslan.frl, 2015).
De uitleg hierboven lijkt bij Opeinde van toepassing. Toch is er ook een specifiek kenmerk die alleen in deze regio voorkomt of, eigenlijk niet voorkomt. Zo zijn er bij ons nagenoeg geen ‘Hege diken’ met Houtwallen welke wel zeer sterk zijn vertegenwoordigd in buurgemeenten als Tytsjerksteradiel (Sumar) en Achtkarspelen (Droge Ham). Zie wederom bovenstaande insert.
De houtwallen en singels werden vroeger aangelegd als omheining voor het vee. In de lager gelegen gebieden, waar water afgevoerd moest worden zijn deze singels ontstaan rondom sloten. Daar waar het hoger en droger was, werden eerst wallen opgeworpen en vervolgens bebouwd met bomen; de houtwallen. (Slabbers et al, 2009).
Van vroeger uit werden de bomen om de 14 jaar gekapt zodat de bomenrij goed dichtgroeide en het vee moeilijk kon ontsnappen. Door dit proces kan men zich voorstellen dat er relatief smalle singels ontstonden, met een geringe hoogte en daardoor niet veel schaduw. Dit zou met de opkomst van het prikkeldraad einde 19e eeuw veranderen. De singels verloren hun functie en het onderhoud van een dichte bomenrij was niet langer noodzakelijk. Het huidige landschap met hogere en transparantere singels lijkt dus wel ‘knus’, maar cultuurhistorisch zal dit weinig overeenkomsten hebben met het beeld van voor 1900. (Slabbers et al, 2009).
Dat in Opeinde veel singels zijn behouden, neemt niet weg dat het landschap rondom wel degelijk is veranderd. Hierin heeft de ruilverkaveling Garijp-Wartena, in de jaren 1960, ook een rol gespeeld. Toch lijkt dit niet direct zichtbaar, wanneer men tegenwoordig van boven naar ons gebied kijkt. Wat is er dan zo anders? Wanneer we beter kijken en één en ander vergelijken met een kaart van 100 jaar geleden , dan zien we dat met name veel dwarssingels zijn verwijderd. Hierdoor werden de toch al relatief diepe percelen, nog dieper (Slabbers et al, 2009).
De laatste jaren is de overheid meer bewust van het bijzondere karakter van het Elzensingellandschap: dit blijkt o.a. uit een mooie zin in het koopcontract van ons huis in ‘de Nieuwbouw’ ” dat men onder geen beding de Elzensingels, die nog aanwezig zijn in onze buurt mag . Daarnaast zijn er organisaties gekomen zoals Landschapsbeheer Friesland, it Fryske Gea, etc. Ook ziet men de waardering voor dit stukje landschap terug in namen als (scholengemeenschap) “Singelland” en de vele straten die tegenwoordig het element ‘Singel’ in de naam meedragen. Wanneer u weer eens in de omgeving fietst, wees dan bewust dat we in een uniek stuk landschap leven en daar best trots op mogen
Bronnen:
- Slabbers, S., Ammerlaan, C., Soree C., (2009). Boer en Landschap; in de Noardlike Fryske Walden. Kollum: Trion Grafisch.
- Schroor, M. (1993). De wereld van het Friese Landschap. Groningen: Wolters-Noordhoff BV.
- Til, J.K. van, Wal, J. van der, (2011). Smallingerland in Beeld. Drachten: Stichting Smelne’s Erfskip.
- Koeveringe, Y. van (2008). Van wildernis tot Smallingerland. Hoorn: Uniepers Uitgevers.