In de dorpskrant van september 2014 schreef HFDP-bestuurslid Peter Terpstra een artikel over hoe de Nederlandse gaswinning haar sporen ook in (en onder!) Opeinde achterliet. Klik op ‘lees meer’ voor het volledige artikel.
Opeinde en zijn gas
Niet te missen waren ze, die zeventien gapende gaten langs Nijtap en Kommisjewei, afgelopen voorjaar. Weekblad Breeduit van 21 maart 2014: “Vanaf 31 maart zijn er tussen Nijega en Nijtap werkzaamheden aan een oude gas-transportleiding. Die buis is al jaren buiten gebruik en bevat verontreinigd water. Nadat het vieze water is afgezogen zal de leiding fotografisch worden geïnspecteerd”. Die klus is geklaard en alle sporen zijn uitgewist. Histoaryske Feriening De Pein liet het daar niet bij en spitte in archieven naar dieperliggende informatie.
In de loop van de 19e eeuw maakte Nederland kennis met een nieuwe brandstof: gas. Geen aardgas, want Slochteren stond nog niet op de kaart. Nee, dat eerste gas kwam uit een fabriek. Binnen die muren ging het ongeveer zo: In een luchtdichte oven werd steenkool verhit, zonder te verbranden. Uit de hete kolen steeg gas op dat werd gekoeld en gefilterd. Buiten stond de gashouder, een grote cilindervormige opslagplaats. Daaruit arriveerde het gas via ondergrondse leidingen bij de klant. De overgebleven ontgaste steenkolen,‘cokes’, brandden prima in de huiselijke kolenkachels.
Fabrieksgas was in de begintijd alleen geschikt voor verlichting, vandaar de benaming ‘lichtgas’. Het werd ook wel ‘stadsgas’ genoemd – maar dat is voor Drachten te veel eer.
Amsterdam opende in 1816 de rij Nederlandse gasfabrieken en Leeuwarden krap dertig jaar later de Friese. Het gemeentebestuur van Smallingerland liep niet meteen warm maar een particulier wel. Johannes van Riesen uit Dantumawoude stichtte een fabriekje voor de productie van gas en limonade-gazeuse aan het Moleneind NZ. Met de levering van het eerste lichtgas aan scholen, gemeentehuis en dertig straatlantaarns begint in Drachten op 1 januari 1864 de Verlichting.
Verbeterde filters maakten lichtgas bruikbaar in kachel en fornuis. Anno 1902 telde Drachten al veertien adressen waar op gas werd gekookt. Dat was tegelijk het jaar waarin de gemeente de gasfabriek overnam. Door renovatie en uitbreiding in 1926 kreeg de oven meer capaciteit dan Drachten verstookte. Speurend naar omzetvergroting viel het oog op Opeinde en Nijega want, zo schrijft het gasbedrijf, “Deze tamelijk dichtbebouwde streek is uitermate geschikt voor aansluiting op het gasnet, omdat zeer vele percelen liggen aan den weg, waarin de buisleiding moet worden gelegd, wat voor de exploitatie zeer economisch is”. De dorpsbewoners bleken nog niet rijp voor zo’n verandering. ‘Wat de boer net ken, fret er net’; iets vriendelijker verzucht het gasbedrijf dat de dorpelingen “het verkrijgen van gemakken voor huishoudelijke doeleinden niet zoo op prijs stelden”. Een proefballon die toen leeg liep.
Een jaar of zes later investeert het gasbedrijf in een andere oven en in een hernieuwde zoektocht naar klanten. Nog steeds sjouwen de inwoners van Opeinde en Nijega met groezelige steenkool of stoffige turf en nog steeds beoefenen ze de kookkunst op een walmend ‘Origineel Haller’ petroleumstel. Het gemak dient daar nog niet echt de mens. Het gasbedrijf wil niet een tweede blauwtje lopen en aarzelt over een nieuwe wervingsactie. Dan schiet Dorpsbelang Opeinde, toen al vooruitstrevend, te hulp. Van de 163 aansluitbare adressen zijn er zestig waar in eigen huis de nieuwerwetse techniek wordt gedemonstreerd, Ondanks die persoonlijke aanpak zwichten niet alle huismoeders (-vaders) voor de geneugten der vooruitgang. Toch waagt het gasbedrijf de gok en verlengt de hoofdbuis in de Oudeweg naar Nijtap en Kommisjewei. Met een gasaansluiting voor hun deur kunnen de twijfelaars er niet omheen, zo is de gedachte. De vader daarvan heet wens, want uiteindelijk stokt ultimo 1933 de teller bij vijfentwintig klanten in beide dorpen. en energierevolutie nadert wanneer in 1948 de Nederlandse Aardolie Maatschappij een gashoudende bodemlaag opspoort nabij Coevorden. Her en der zitten meer gasbellen en belletjes, waarvan eentje onder Opeinde, aan de Binnendyks. Daar ontvangt exploitant Vermilion uit de dubbele boorput ‘Mijnbouwwerk Opeinde 1 + 7’, het gas uit de grond.
In 1952 krijgt Wolvega als eerste Friese plaats aardgas, aangeboord in het veld Wanneperveen. De gemeenteraad van Smallingerland keek kort de kat uit de boom en haakte een jaar later aan bij Weststellingwerf. Na omschakeling van de stadsgasklanten in Drachten, Nijega en Opeinde dooft op 21 mei 1954 de oven van de Drachtster gasfabriek, voorgoed. Een andere tijd licht op.
Het is 1961 wanneer Slochteren wordt ontdekt. Onze oude specerij- en slavenhandel valt in het niet bij deze Hoorn des Overvloeds. Ministers en andere kooplieden trokken erop uit om ons gas in binnen- en buitenland aan de man te brengen. De Rijksschatkist dreigde uit zijn scharnieren te barsten. Nemen we een grotere spaarpot voor later óf zetten we de tering naar de nering? Niks nieuwe schatkist; we investeren en consumeren. Een welvaart waar we wel bij voeren. Plots schroefden de sheiks hun oliekraan dichter en de prijzen op. We ontwaakten middenin de oliecrisis van 1973, onze dromen in barrels en autoloze zondagen als troostprijs.“Het wordt nooit meer zoals het geweest is” waarschuwde premier Joop den Uyl. Tegen hoeveel dovemansoren sprak hij? Massaal sloegen we aan het isoleren en hoogrendementen, zodat gewoon alles zou worden zoals het geweest was. Hoopten we. IJdel. Ondertussen werd in 1968 bij de aanleg van het fietspad langs Nijtap en Kommisjewei de kans te baat genomen om meteen een nieuwe gashoofdleiding onder de tegels te stoppen. Na vijfenvijftig jaar onafgebroken dienst mocht onze bejaarde stadsgasbuis van Drees trekken.
Dat is geweest. Op moment X, het is onvermijdelijk, zzal de gaswinning aardbevend lam liggen zal de bel gewoon leeg zijn. Het is Op, Over, Uit. En dan? Onze laatste steenkolenmijn, Oranje-Nassau I te Heerlen, sloot in 1974 zijn schacht. Bij Rotterdam schudden ’s lands laatste ja-knikkers sinds 2013 van nee. Firma Norit groef veen rond Klazienaveen maar thans is de turf in hun darmkrampen dempende tablet ‘made in Poland’. Kortom, der is gjin paad werom.
Voorlopig verschuilen nieuwe energiebronnen zich in onze wazige toekomst. Moeten we hoofdpijn krijgen van de gedachte dat diep onder de Peinder voeten het schaliegas lonkt? Moeten we in onze Peinder Mieden een duurzame dorpswindmolen omarmen? Watt is wijs. Gelukkig heeft De Pein bij die onzekere toekomst één zekerheid: wíj hebben onze oude trouwe transportbuis die – zorgzaam gepoetst en grondig toegedekt – geduldig ligt te wachten. Tot andere tijden.
Histoaryske Feriening De Pein / Peter Terpstra